“Wat maakt dat je dit zegt?” Het is een simpele, maar zeer krachtige vraag. De vraag zet leerlingen aan tot het onderbouwen van hun mening of standpunt. Jij als docent bent op die manier niet langer verantwoordelijk voor het juiste antwoord, maar zet juist leerlingen aan het denken. Hieronder een praktijkvoorbeeld hoe we onze leerlingen op aan het denken hebben gezet.
Vakoverstijgend praktijkvoorbeeld migratie
Moeten de grenzen van de Europese Unie open of dicht? Deze vraag stelden we onze 4 havo en 4 vwo leerlingen. Aan het begin van het thema migratie waren de meesten hier stellig over. Terwijl de één vond dat “migranten alleen maar lasten met zich meebrengen en je de grenzen dicht moet gooien”, vond een ander het juist “zielig voor vluchtelingen, alle grenzen moeten open!”.
Gedurende vijf weken kregen onze 4 havo en 4 vwo leerlingen tijdens de lessen aardrijkskunde, economie, geschiedenis en maatschappijleer informatie over migratie vanuit verschillende invalshoeken. Zo focuste aardrijkskunde zich op economische migratie uit Afrika, terwijl geschiedenis zich vooral richtte op arbeidsmigratie naar Nederland in het verleden. De docenten van de desbetreffende vakken kozen enkele onderwerpen die centraal kwamen te staan tijdens hun lessen.
Per onderwerp namen de leerlingen na de les(sen) een onderbouwd standpunt in: moeten de grenzen van de Europese Unie open of dicht? Leerlingen baseerden zich hierbij op informatie en/of uitleg uit de les(sen) en droegen op die manier ‘bewijs’ aan voor hun mening. Per onderwerp mochten de leerlingen een andere mening hebben. Omdat we wilden stimuleren dat het niet erg is om het (nog) niet te weten, mochten leerlingen ook invullen ‘ik weet het niet’. Natuurlijk moesten ze ook deze keuze onderbouwen. Leerlingen inzicht geven in de socratische wijsheid ‘hoe meer je weet, hoe meer je weet dat je niks weet,’ is één van de achterliggende gedachten.
Wat maakt dat je dit zegt?
Dit schema vormde de basis om in gesprek te gaan met leerlingen. Hierbij keerde één vraag uit het boek Making Thinking Visible van Ron Ritchhart telkens terug: “Wat maakt dat je dit zegt?”. Hoewel dit een zeer simpele vraag lijkt, zorgt deze vraag ervoor dat een mening of standpunt verder uitgediept wordt en minder oppervlakkig blijft. De vraag daagt leerlingen uit om te verduidelijken en / of te verklaren waarom ze iets vinden. Hierdoor structureren zij hun gedachten en wordt het denkproces zichtbaar.
Soms bleken leerlingen zich een oordeel te vormen zonder zich op feiten of bronnen te baseren. Dankzij de vraag “wat maakt dat je dit zegt?” kwamen leerlingen er vaak zelf al achter dat ze niet goed konden aangeven waarom ze iets vonden. Doorvragen hielp leerlingen te bepalen welke kennis ze wel bezaten, maar vooral ook wat ze niet wisten. Om hoeveel migranten gaat het eigenlijk? Waarom komen ze niet met het vliegtuig? Als we investeren in herkomstgebieden, komt het geld dan bij de overheid, burgers of de smokkelaars terecht? Ook misconcepties kwamen aan het licht. Zo werden de termen ‘vluchteling’ en ‘arbeidsmigrant’ vaak door elkaar gehaald. Een leerling zegt: “Ik dacht dat economische vluchtelingen ook vluchtelingen zijn, maar dit is helemaal niet zo want je bent alleen een vluchteling als je niet veilig bent in eigen land.” Een andere leerling geeft toe: “Ik dacht dat vluchtelingen arm waren, maar ze blijken wel gewoon het geld te hebben voor een bootje of het vliegtuig.”
Het is belangrijk dat “leerlingen zelfstandig een oordeel vormen over de informatie en opvattingen die hen worden aangeboden en daaruit eigen conclusies trekken,” schrijft Dick van der Wateren in zijn boek Verwondering.“We leren leerlingen echter maar al te vaak dat op elke vraag maar één goed antwoord is.” Leerlingen zijn gewend van de docent te horen of het “zo goed is” en moeten eraan wennen dat er meerdere antwoorden mogelijk zijn. Dankzij de simpele, maar krachtige vraag “wat maakt dat je dit zegt” bevorder je als docent het uitwisselen van ideeën, standpunten, visies en vragen.
Cruciaal bij het stellen van de vraag “wat maakt dat je dit zegt?” is dan ook dat je je open opstelt. Zorg dat je werkelijk geïnteresseerd bent in de onderbouwing of gedachtegang van de leerling. Wees nieuwsgierig hoe de mening of het idee van de leerling tot stand is gekomen. Maak er geen politie-ondervraging van en waak ervoor dat leerlingen het gevoel hebben aan een test onderworpen te zijn.
Als docent ben je op deze manier niet langer degene die het juiste antwoord bezit of bevestigt, maar degene die leerlingen aan het denken zet. De leerling wordt verantwoordelijk voor het bewijs, de redenen en/of argumenten die zijn mening ondersteunen. Zo gaf een leerling aan: “Ik dacht aan het begin van het thema dat er wel een antwoord op de vraag grenzen open of grenzen dicht zou zijn, maar ik ben er nu wel achter dat dat eigenlijk niet te doen is.”
Ilona is docent aardrijkskunde op De Nassau in in Breda. Daarvoor tevens lerarenopleider aardrijkskunde bij Fontys Hogescholen Tilburg. Reinier is docent aardrijskunde op het Markenhage college. Daarvoor tevens lerarenopleider bij Fontys Hogescholen Tilburg. Beide zijn veel bezig met feedback, alternatieve toetsvormen, werken vanuit doelen en toekomstgericht onderwijs. Mede-auteurs van Curriculumontwerp in een Notendop en de CurriculumKit.