Om leerlingen of studenten gemotiveerd te houden en het leren te bevorderen, kan didactisch coachen worden ingezet. Didactisch coachen omvat een aantal aspecten: vragen stellen, feedback geven en aanwijzingen geven. In een eerder artikel is stilgestaan bij het belang van het stellen van de juiste vragen. Het stellen van de juiste vragen, maakt dat er een dialoog tussen docent en leerling of student kan ontstaan en zij daardoor tot dieper leren kunnen komen. Daarnaast kan ook het geven van aanwijzingen bijdragen aan het leren van leerlingen of studenten. Belangrijk is wél om daarbij goed na te denken over wanneer je aanwijzingen geeft en op welk niveau je dit doet.
Nieuwe taken
Om te beginnen is een aanwijzing het geven van een korte instructie aan leerlingen of studenten. Het geven van informatie, zodat zij weten wat ze kunnen of moeten doen om vervolgstappen te zetten en verder te kunnen leren. Een aanwijzing werkt ondersteunend. Wanneer een compleet nieuw onderwerp wordt behandeld, zijn er vaak meer aanwijzingen nodig. Een leerling of student heeft minder voorkennis over het onderwerp, waardoor daar minder makkelijk aan gerefereerd kan worden. Het stellen van vragen zal in deze situaties minder inhoudelijke antwoorden opleveren.
Bij het leren van nieuwe onderwerpen kan het geven van aanwijzingen wenselijk zijn, maar let daarbij steeds op het zoeken van een juiste balans. Het geven van te veel aanwijzingen maakt dat leerlingen of studenten gaan denken dat ze het niet zelf kunnen. Dat ze het alleen kunnen met hulp van de docent. Er wordt op die manier geen recht gedaan aan de autonomie van de leerling of student en ook het gevoel van competentie wordt tenietgedaan. Dit staat het eigen leerproces in de weg.
Aanwijzingen geven
Belangrijk bij het geven van aanwijzingen is om te letten op de hoeveelheid aanwijzingen en dit af te wisselen met het geven van feedback of het stellen van een vraag. Hierdoor blijven leerlingen of studenten actief betrokken bij hun eigen leerproces en wordt een beroep gedaan op hun gevoel van autonomie en competentie. Ook wordt op deze manier gewerkt aan de relatie tussen docent en leerling of student.
Aanwijzingen worden dus veelal gegeven aan de start van het leerproces, zoals bij het behandelen van nieuwe stof. Leerlingen of studenten die al wat verder in het leerproces zijn, hebben minder behoefte aan aanwijzingen en juist meer behoefte aan vragen en het ontvangen van feedback. Op die manier worden zij gemotiveerd en geactiveerd om zelf na te denken en het leren te bevorderen. Het geven van te veel aanwijzingen in deze fase zorgt ervoor dat leerlingen of studenten afhankelijk worden van de docent en minder zelf proberen en daarvan leren.
Diverse niveaus
Het geven van aanwijzingen kan op diverse niveaus, zoals op inhoud, strategie of modus van de leerling of student. Dit zijn dezelfde niveaus als bij het geven van feedback.
Inhoud
Wanneer een leerling of student er echt niet uitkomt, kan een aanwijzing op inhoud gegeven worden. Hiermee wordt een deel van het antwoord weggegeven, maar zorgt dat er wel voor dat de leerling of student vooruit kan. In dit geval is een aanwijzing ondersteunend. Goed om hierbij wel onderscheid te maken tussen een leerling of student die het écht niet weet of iemand die geen zin heeft om te investeren in het opzoeken van het antwoord. Hierbij speelt de modus een grotere rol en minder de inhoudelijke kennis van de leerling of student. Kijk en luister daarom goed en vraag eventueel door.
Een aanwijzing is ook te combineren met het geven van feedback vooraf of het stellen van een vraag achteraf.
‘Er zijn veel overeenkomsten tussen diverse metalen. Ze geleiden bijvoorbeeld elektriciteit en zijn goede warmtegeleiders. Weet je ook een verschil te benoemen tussen metalen?
Strategie
Bij het geven van aanwijzingen omtrent strategie wordt de leerling of student gestimuleerd zelf het antwoord te vinden. Een aanwijzing is hierbij dus niet bedoeld om het antwoord weg te geven. Het doel van een aanwijzing op strategie is om de leerling of student actief aan het denken te zetten over hoe hij een probleem zelfstandig op kan lossen. Ook hier is een aanwijzing te combineren met feedback of een vraag achteraf.
‘Als je woorden gaat leren kun je dit het beste doen door gebruik te maken van de context. Hoe zou je dat bij de volgende woorden aanpakken?’
Modus
Als het gaat over aanwijzingen geven op de modus, kan dit een positieve of negatieve invloed hebben op het leerklimaat in de klas. De positieve invloed ontstaat door aanwijzingen die veelal als voorwaarde gelden voor het komen tot een goede modus. De aanwijzing hoeft dus niet per definitie over de modus zelf te gaan, maar levert daar een bijdrage aan. Deze aanwijzingen zorgen ervoor dat leerlingen of studenten bijvoorbeeld weten waar ze aan toe zijn, wat hen te wachten staat en wat zij kunnen verwachten van de docent.
‘Je hebt nog 3 minuten voor deze opgave. Daarna gaan we naar de volgende opgave toe.’
Te veel van dit soort aanwijzingen kunnen het leerklimaat negatief beïnvloeden. De sfeer in de klas lijdt hieronder en zowel de leerlingen of studenten als de docent krijgen hier minder energie van. Denk aan het geven van te veel directieve aanwijzingen, zoals: ‘blijf van andermans spullen af’ en ‘ga eens rechtop zitten op je stoel!’
Aan de slag
Als docent ligt het geven van een aanwijzing soms erg voor de hand en daarom worden aanwijzingen vaak snel gegeven. Wil je minder aanwijzingen geven, denk dan goed na over wanneer en op welk niveau je leerlingen of studenten een aanwijzing wilt geven. Wordt de leerling of student door de aanwijzing ondersteund in zijn leerproces?
Aan het begin van het leerproces van de leerling of student worden meer aanwijzingen gegeven, gezien zij nieuwe stof tot zich nemen. Verderop in het leerproces is het van belang minder aanwijzingen te geven en juist meer vragen te stellen en feedback te geven. Eventueel kan een aanwijzing wel gecombineerd worden met een van beide.
Wil je hiermee aan de slag, bereid je lessen dan goed voor. Door bewust stil te staan bij wat voor les je gaat geven en na te denken over welke voorkennis leerlingen of studenten hebben, wordt overzichtelijk welke informatie zij nog nodig hebben om verder te kunnen leren. Daarnaast kan tijdens de les worden gecheckt of leerlingen of studenten een aanwijzing ook daadwerkelijk nodig hebben. Vraag jezelf steeds af of een leerling of student daadwerkelijk ondersteund wordt door een aanwijzing te ontvangen. Zo niet, probeer de aanwijzing dan te vervangen door het stellen van een vraag of het geven van feedback. Op die manier is de leerling of student weer aan zet.
Docent en onderwijsadviseur. Veel ervaring in het mbo en graag bezig met alles rondom didactiek, leren leren en feedback. Voormalig adviseur bij Vernieuwenderwijs.
Dag Inge, een interessant artikel en van praktisch nut. Dank je wel.
Wat voor mij niet helder is is de modus.
Kun je het begrip voor me beschrijven, ik weet nu niet goed wat ik me daar bij moet voorstellen.
Ik associeerde op het woord ‘modus’ en dacht toen aan ‘gemoedstoestand’.
het voorbeeld in de tekst lijkt hier echter niks mee van doen te hebben.
Waarom een modus negatief of positief kan werken is mij ook niet echt duidelijk.
Zou je mijn vragen willen beantwoorden?
Hartelijks, Jo Heusschen
Dag Jo,
Dankjewel voor je vraag. Met modus wordt het leerklimaat bedoeld. Door het geven van positieve voorwaardenscheppende aanwijzingen, kan dit het leerklimaat van de leerling of student ten goede komen evenals de sfeer in de klas. Denk daarbij aan het overzichtelijk maken van de situatie door leerlingen of studenten mee te nemen in de verwachtingen die je als docent hebt. Geef bijvoorbeeld aan hoe lang leerlingen of studenten de tijd hebben voor een opdracht of wat bij een bepaalde opdracht wel of niet mag. Wanneer je leerlingen of studenten een vraag stelt, geef dan denkruimte en geef aan dat je zometeen iemand een beurt geeft en dus geen vingers hoeft te zien.
Bij te veel directe aanwijzingen, zoals ‘let eens op!’ en ‘blijf daar van af!’, kan dit de sfeer in de klas negatief beïnvloeden en daarmee dus ook het leerklimaat (de modus) van de leerlingen of studenten.
De manier waarop je leerlingen of studenten aanspreekt op hun gedrag heeft invloed op hoe zij zich gedragen en de sfeer in de klas.