Iedere docent wil zijn leerlingen of studenten gemotiveerd houden en het leren bevorderen. Het doel is om het maximale uit iedere leerling of student te halen, maar hoe doe je dat? Het inzetten van didactisch coachen geeft handvatten om hier aan te werken. Bij didactisch coachen komen een aantal aspecten aan bod, zoals het geven van feedback en het geven van aanwijzingen, maar bovenal het stellen van de juiste vragen om de leerling of student eigenaar te maken van zijn eigen leerproces en gemotiveerd te houden om zichzelf verder te ontwikkelen. Maar welke vragen moeten gesteld worden en wat levert dat vervolgens op? In dit artikel vind je diverse soorten vragen die je hierbij kunt inzetten.
Het is belangrijk om leerlingen aan het denken te zetten en hen te voorzien van gerichte en specifieke feedback, zodat ze zich verder kunnen ontwikkelen. Daarvoor kan het helpen om de juiste vragen te stellen, zodat er door middel van die vragen een dialoog ontstaat. Door deze dialoog komen leerlingen of studenten tot dieper leren. Bij didactisch coachen wordt onderscheid gemaakt tussen diverse soorten vragen. Deze zijn opgedeeld in 3 categorieën.
Categorie 1: gesloten vragen
De meest bekende en voorkomende vragen zijn de gesloten vragen. Bij gesloten vragen gaat het bijvoorbeeld over het controleren van feiten. Het antwoord op die vragen is vaak kort en eenduidig of ‘ja’ of ‘nee’. Ook retorische vragen vallen binnen deze categorie. Denk bij gesloten vragen aan vragen, zoals:
- Hoeveel landen zijn lid van de EU?
- Willen jullie pen en papier erbij pakken?
- Vonden jullie het huiswerk van afgelopen week ook zo makkelijk?
Door de korte antwoorden is er binnen deze categorie weinig ruimte voor dialoog met leerlingen of studenten en wordt hij ook niet actief aan het denken gezet. Met dat ene antwoord is het gesprek vaak afgerond en wordt er niet meer denkwerk gevraagd. Dit soort vragen lenen zichzelf daarom ook minder goed voor het geven van feedback.
Categorie 2: redeneringsvragen
Binnen deze categorie worden vragen gesteld waarbij de student om een beredenering wordt gevraagd. Dit kan zijn ten aanzien van de inhoud van een taak, de strategie of de modus van de leerling of student. Dit zijn veelal open vragen en geven ruimte voor een dialoog en bieden de docent mogelijkheid voor het geven van feedback. Dit omdat bij open vragen niet één, maar meerdere antwoorden mogelijk zijn. Hierdoor kan de feedback die gegeven wordt verder gaan dan ‘goed zo’. Als docent kan feedback gegeven worden op het inhoudelijke antwoord, maar ook op de gehanteerde strategie of modus van de leerling of student. Hierdoor wordt de leerling of student aangezet tot nadenken. Denk bij deze categorie aan vragen, zoals:
- Hoe is de samenwerking bij deze eindopdracht verlopen?
- Waarom zou Amsterdam de hoofdstad van Nederland zijn?
- Wat is de eerste stap die je gaat zetten bij deze opdracht? En waarom?
In deze voorbeeldvragen is voldoende ruimte voor de leerling of student om na te denken. De leerling of student kan beargumenteren wat en waarom hij iets doet of vindt. Belangrijk hierbij is om die denkruimte, na het stellen van de vraag, dan ook letterlijk te geven. Op die manier kan een leerling of student komen tot een kwalitatief beter antwoord wat het leerproces verder bevordert en zorgt voor meer motivatie.
Categorie 3: zelfregulatievragen
In deze categorie vallen vragen die betrekking hebben op zelfregulatie of de modus van de student. Ook vragen over persoonlijke kwaliteiten van studenten horen bij deze categorie. Denk aan vragen over hoe studenten hun eigen leren reguleren en over de reflectie na afloop van het leren. Hierbij worden ook weer open vragen gesteld, zodat er een dialoog tussen docent en student kan ontstaan. Bijvoorbeeld:
- Hoe zorg je ervoor dat je aan de slag kunt gaan met leren?
- Hoe weet je hoeveel tijd een opdracht in beslag gaat nemen?
- Wat doe je op het moment dat je iets niet meer snapt?
- Hoe komt het dat het deze keer veel beter is gegaan dan de vorige keer?
Ook bij dit soort open vragen is er dus ruimte voor meer dan één antwoord, waardoor gemakkelijk en gerichter feedback aan de student gegeven kan worden. Dit soort vragen kunnen juist ook gesteld worden na het geven van specifieke feedback op bijvoorbeeld de modus van de student.
‘Je hebt de opdracht ruim op tijd ingeleverd, ondanks dat je eigenlijk geen zin had om de opdracht te maken. Dat vind ik erg goed van je! Hoe heb je ervoor gezorgd dat je toch motivatie kon vinden om aan de slag te gaan?’
Het stellen van gesloten vragen gebeurt makkelijk en snel, omdat je als docent vaak iets controleert bijvoorbeeld. Het stellen van open vragen, waarbij de student aan het denken wordt gezet, gebeurt wat minder snel. Wanneer je meer vragen uit categorie 3 wilt stellen, kan het helpen om eerst te starten met 1 of 2 vragen zoals hierboven beschreven. Voel je vrij om zelf een vraag te bedenken uit deze categorie en houd die in gedachten. Probeer voor jezelf als doel te stellen om tenminste één keer per les een vraag over de modus van een leerling of student te stellen. Op die manier kun je het eigen maken en zal het je uiteindelijk makkelijker afgaan.
Activerende vragen
Ook het stellen van activerende vragen helpt om leerlingen of studenten te motiveren om te leren. Dit soort vragen vallen onder categorie 2 en 3. Wanneer je hier in de klas mee aan de slag gaat, probeer dan te voorkomen dat je een vraag stelt en leerlingen of studenten vervolgens hun vinger opsteken om het antwoord te geven. Daarmee voorkom je namelijk dat iedereen actief betrokken wordt. Laat van tevoren niet weten wie de beurt krijgt, maar laat iedereen zijn antwoord opschrijven of wijs steeds een andere leerling of student aan. Wat helpt is om de hele klas de kans te geven om na te denken over een vraag en daarnaast voldoende ruimte te bieden om hun antwoord te controleren of te verbeteren.
Maak bijvoorbeeld gebruik van een bak met alle namen de klas erin en pak er een willekeurige naam uit. Dit kan eventueel ook met een online tool, waarin alle namen digitaal zijn ingevuld en de tool een naam uitkiest. Dit maakt het spannend voor leerlingen of studenten en houdt ze actief betrokken bij de les, omdat iedereen een beurt kan krijgen. De docent kan de antwoorden van studenten vervolgens voorzien van leerbevorderende feedback op inhoud, strategie of modus. Hierdoor ontstaat een sfeer waarin iedereen leert.
Wil je hiermee aan de slag? Begin dan klein. Probeer voor jezelf als doel te stellen om hier iedere dag mee te oefenen. Je zult merken dat het uiteindelijk gemakkelijker gaat om de leerlingen of studenten ‘aan’ te krijgen en het leerproces te bevorderen.
Voerman, A., Voerman, L., & Faber, F. (2016). Didactisch coachen: hoge verwachtingen concreet maken met behulp van feedback, vragen en aanwijzingen.
Docent en onderwijsadviseur. Veel ervaring in het mbo en graag bezig met alles rondom didactiek, leren leren en feedback. Voormalig adviseur bij Vernieuwenderwijs.