fbpx

Op naar postmodern onderwijs: 7 dingen die mogen veranderen

Ons huidige onderwijssysteem komt voort uit het industriële tijdperk. Zoals Sir Ken Robinson in zijn boek ‘Creatieve Scholen‘ omschrijft is het vanaf 1800 optimaal ingericht om jongeren klaar te stomen voor een gerichte, passende taak die zij 50 jaar kunnen uitvoeren. Binnen dit systeem hebben we een aantal (ongeschreven) regels geïntroduceerd om dat proces te optimaliseren. Inmiddels is het 2016, tijd voor verandering?

10 uur naar school

Ingericht om aan te sluiten op het ritme van de werkende mensen, beginnen de meeste scholen rond 08:30, wat inhoudt dat leerlingen vaak rond 07:30 de wekker zetten. Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat het beter zou zijn scholen om 10:00 te laten beginnen: pubers hebben een biologische ritme dat vroeg slapen lastig maakt en hebben gezien hun ontwikkeling relatief meer slaap nodig dan volwassenen. Later beginnen kan goed zijn voor de resultaten, zo laten diverse onderzoeken zien (al zijn er ook tegen geluiden: feit is wel dat de huidige schooltijden ter discussie staat). Met het huidige aantal lesuren in het VO zit hier een uitdaging aan vast, maar mogelijk is het zeker. Het basisonderwijs is er al mee bezig.

Rekening houden met jongens

Al hoewel het vooral jongens waren die in de eerste instantie naar school gingen, is al jaren duidelijk dat het huidige systeem niet aansluit bij jongens. De hersenen van meisjes zijn sneller volgroeid, academischer bedraad en minder impulsief dan die van jongens. Door de huidige inrichting van het systeem blinken zij uit en lopen jongens achterstand op. Wat kunnen oplossingen zijn? Houd rekening met jongens: zorg voor meer mannelijke leerkrachten, meer beweging onder schooltijd en geef jongens meer tijd om om zich te ontwikkelen. Een standpunt wat sterk ter discussie staat en waarover de afgelopen tijd veel is geschreven.

Later selecteren (of gewoon niet?)

Je bent academisch of het bent het niet: je gaat richting administratie of leiderschap of staat in de fabriekshal. In Nederland selecteren wij op relatief jonge leeftijd. Gekoppeld aan het bovenstaande is dit erg nadelig voor jongens, maar ook voor meisjes heeft dit geen voordeel. Een taalachterstand kan al snel voor een lager onderwijsniveau zorgen, waarbij de ‘weg naar boven’ binnen het zelfde hokje erg lastig is, zeker in het VMBO waar al vroeg met het examencurriculum wordt begonnen. Veel onderzoeken tonen aan dat het beter is om leerlingen langer de mogelijkheid te geven om tot bloei te komen alvorens we selecteren.. maar misschien moeten we daar daarmee stoppen en leerlingen vakken op de niveau’s laten volgen die bij hen past, los van de leeftijd die zij hebben? Een discussie apart.

Rijen doorbreken

Je zit naast je klasgenoot (of alleen) met je gezicht naar de leraar, een duidelijk signaal over hoe er geleerd gaat worden: er wordt verteld wat je gaat leren én hoe je gaat leren. Gekoppeld aan de selectie met als einddoel een vaste baan voor 50 jaar is dit te verklaren, maar in het huidige tijdperk waar de kennismonopolie van de leraar is verdwenen, vraagt het leren om meer dynamische ruimtes. Wat werkt dan wel? Leerpleinen? Ruimtes zoals op High Tech High? Een omgeving zoals bij Agora (Nikée)? Tijd en onderwijskundige inrichting zal het leren, maar de rijen mogen (in de meeste situaties) worden doorbroken.

Minder toetsen

Een goede selectie vraagt om de juiste gegevens. De CITO, het PTA, het examen en als recente toevoegingen komen daar de rekentoets en diagnostische toetsen bij (wetsvoorstel ligt klaar): we toetsen jongeren graag. De constante stroom aan data geeft ons inzicht in de voortgang, wat er voor zorgt dat wij passender onderwijs kunnen bieden (en kijken hoe we het doen op PISA ranglijst). Al hoewel deze academische meetinstrumenten handige inzichten geven, blijkt ook uit diverse geluiden dat het aantal toetsen in het VO volgens zowel als leerlingen als docenten te hoog is. Gestoeld op de verplichte SE stof besluiten veel docenten echter om een goed gevuld PTA neer te zetten. Waarom niet diagnostische toetsen, een goed portfolio en vervolgens één SE toets aan het einde van het schooljaar? Angst én het SE-CSE verschil zullen ongetwijfeld een rol spelen (al wordt het minder belangrijk, dus de kracht van dat argument neemt af). Het blauwdenken zorgt voor een vernauwing van de creativiteit van leerlingen: de natuurlijke leergierigheid verdwijnt. Wat willen leerlingen leren? Waar willen zij zich in ontwikkelen? Toetsen moet geen doel op zich zijn.

Meer vaardigheden

In de tijd dat de eerste openbare scholen open gingen had een leraar de kennis en droeg hij die over aan de leerlingen. Kennis blijft belangrijk (hoe weet je anders waar je moet zoeken), maar de monopolie op die kennis van leraren is inmiddels wel verdwenen. Vaardigheden om tot kennis te komen worden steeds belangrijker. Al hoewel veel scholen al bezig zijn met vaardigheden (soms met sticker ’21st Century Skills’) is het eindexamen nog gestoeld op kennis, zeker op HAVO en VWO niveau. Reproductie tot aan het eindexamen om vervolgens het grootste deel weer te vergeten. Het academische niveau wordt getest, maar veel bagage voor de steeds veranderende toekomst wordt niet gegeven.

Van pedagogiek naar heutagogiek

Gericht op het beroep dat een leerling later zou uitvoeren, is het onderwijs zo ingericht dat je door selectie en keuzes middels een trechter wordt klaargestoomd voor een opleiding die past bij een beroep dat je lang zult gaan uitvoeren. Om dit effectief te doen delen we grote groepen leerlingen in op basis van hun niveau en leeftijd; pedagogiek, de studie naar laten leren van leerlingen.

Tegenwoordig zijn er meer dan 600 MBO opleiding die ook nog eens continu veranderen: hoe kunnen leerlingen in het VO kiezen als wij hen altijd vertellen wat zij moeten doen?  Vraag een leerling op een basisschool hoever hij met taal is, wat zijn rekenniveau is of hoever hij met topografie is: hij zal je ongetwijfeld veel kunnen vertellen. Vraag een leerlingen op een middelbare school hoever hij is met een van de genoemde onderwerpen: hij zal een hoofdstuk of onderwerp noemen, maar veel verder zal hij niet komen. We trechteren en vernauwen daarmee zowel het eigen inzicht als de leergierigheid van leerlingen. Misschien tijd om eens te kijken naar de basisprincipes van heutagogiek?

De samenleving is uit het industriële tijdperk, nu het onderwijs nog.

Kun je je vinden in dit artikel? Ken je scholen die met dingen bezig zijn? We lezen graag jullie reactie!

image_pdfDownload artikel

9 thoughts on “Op naar postmodern onderwijs: 7 dingen die mogen veranderen

  1. Is het ook niet van belang dat er op een andere manier naar intelligentie gekeken wordt? Nu wordt nog alleen het analytisch leervermogen als belangrijk gesteld, maar in deze veranderde wereld is ook het creatief leervermogen steeds belangrijker gaan worden. De mindset in het onderwijs en bij de mensen die het onderwijs bepalen heeft een complete reset nodig. Hoe komen we tot die reset?

  2. Slaat de veranderingsdrift niet een beetje door. Onderwijs is volgens mij toch gebaseerd op het eeuwenoude overdracht van generatie op generatie. Moderne technologie zoals internet en sociale media zijn vooral iets eigentijds. Zonder historisch besef is er ook geen cultureel inzicht mogelijk. En dus ook geen indentiteit.

    1. Verandering moet inderdaad niet een doel op zich zijn. Het probleem van het huidige systeem in het algemeen is echter precies wat je omschrijft: ‘…gebaseerd op het eeuwenoude overdracht van generatie op generatie’. De samenleving is aan het veranderen, het onderwijs moet mee. We moeten ons daarbij volgens mij inderdaad niet hoofdzakelijk richten op eigentijdse technologie, maar het is wel onlosmakelijk verbonden met de kant die de maatschappij opgaat en dus kan het zeker niet genegeerd worden – evenals ons historisch besef, maar laten we daar dus niet in blijven hangen 🙂

  3. Ook ‘anders’ leren past in het rijtje… systeemdenken, out of the box- denken, het leren zo aanbieden dat jongeren de zin van het leren opnieuw ontdekken. Gelukkig zijn er heel veel individuele leerkrachten die hun onderwijs aanpassen aan de huidige maatschappij! Deze gedreven krachten mogen we ook niet vergeten…

  4. Dag Wessel,

    Ik volg al een poosje je blogs en herken veel punten die werden aangeboden in de master leren en innoveren. Toch kijk ik tegen een aantal zaken anders aan.
    Bijv de inbreng van Sir Ken. Het filmpje zag ik ruim 10 jaar geleden en inspireerde me om onderwijskunde te gaan studeren. Maar Ken is een onderwijs ideoloog, geen onderwijskundige. Hij heeft veel beschouwt, maar niet echt onderzocht. Juist omdat hij zo aansprekend is en ons een verfrissende blik op onderwijs geeft spreekt hij aan. Maar nemen we jammer genoeg ook aan wat hij stelt. Er zijn een aantal waardevolle kritieken op het werk van Ken te vinden, die zijn verhaal nuanceren.
    Wat betreft kennis, leren en vaardigheden zou ik willen adviseren om het werk van Ben Wilbrink te lezen. Hij kan in mijn ogen goed duiden wat er aan de hand is met de vernieuwde vorm van hoe we tegen onderwijs aankijken. Het begrip progressivisme speelt daarbij een rol. Ook lezenswaardig is Daniël Willingham en Illeris Clark.
    Ook het werk van Paul Kirschner, Casper Hulshof en Pedro de Bruijne (meest recente uitgave: jongens zijn slimmer dan meisjes, onderwijsmythes ontkracht) zijn wat mij betreft een must trad voor MLIers.
    Mocht je voorbeelden willen, dan stuur ik je graag het een en ander.
    Ik ben voor verandering in het onderwijs waar nodig is. Onderwijs is namelijk ene kostbaar bezit van de maarschappij in de opvoeding van kinderen en een nieuwe generatie. Maar wel evidence based.
    Veel plezier en succes met onderzoeken en veranderen.
    Vriendelijke groet,
    Siemon Beute

    1. Dag Siemon,

      Sir Ken Robinson kun je inderdaad typeren als een beschouwende ideoloog. Mijn ‘betoog’ schrijf ik ook zeker niet vanuit Robinson zijn oogpunt; zijn boek is vooral een aanzet tot het overdenken van bepaalde ‘ongeschreven regels’ in het onderwijs. Met veel van de werken die je benoemd ben ik bekend; ook ik vind evidence based belangrijk. Volgens mij moet innovatie dan ook zeker geen doel op zich zijn, het moet effectief ergens toe dienen. Wel zie ik de punten die ik omschrijf als knelpunten binnen het huidige systeem en denk ik dat innovatie dan ook nodig soms deze te verbeteren, wat dan ook meteen het doel is.

      Ik denk dan ook dat er over diverse van de genoemde knelpunten onderzoeken zijn die aantonen dat deze er zijn, oftewel dat de huidige manier van werken niet optimaal is. Voorbeelden zijn, zoals genoemd, de prestaties van jongens en de schooltijden. Wat de oplossingen zijn? Daarover verschillen inderdaad de meningen. Er is vaak onderzoek naar gedaan en dat wordt soms weer weerlegd, zoals het idee dat mannen beter les kunnen geven aan jongens, maar dat is de onderzoekswereld 🙂

      Je schrijft dat je tegen een aantal zaken anders aankijkt en dat je daarover werken hebt gelezen; zijn er specifiek punten (knelpunten of oplossingen) waar je het niet (geheel) mee eens bent? Ik ben benieuwd en lees graag je mening en onderbouwing!

      Met vriendelijke groet,
      Wessel Peeters

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *