In het studiejaar 2018 – 2019 is de opleiding Vaktherapie van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN) gestart met een curriculumherziening. Daarbij heeft de differentiatie Psychomotorische Therapie de keuze gemaakt om met programmatisch toetsen te gaan werken. Waarom deze keuze? Hoe verliep het ontwerpproces? en hoe ziet de praktijk er nu uit? Een tweeluik door Olivier Glas, hoofddocent van de opleiding.
In deel 1 ben ik ingegaan op de aanleiding en het ontwerpproces.
In dit deel de didactische aanpak, beoordeling en reflectie.
De didactiek
Bij programmatisch toetsen zijn leeruitkomsten leidend. Leeruitkomsten zijn mindere concreet dan leerdoelen en geven aan wat een student moet gaan kunnen. Het onderwijs richt zich op datapunten. Datapunten zijn opdrachten waarin leeruitkomsten met elkaar gecombineerd worden. Het is wenselijk dat leeruitkomsten terugkomen in meerdere datapunten. Op deze manier wordt er feedback verzameld vanuit verschillende contexten en verschillende feedbackgevers. In de didactiek bij programmatisch toetsen zijn er drie elementen die steeds terugkomen: feed up, feedback en feedforward. Alle drie worden in deze paragraaf uitgewerkt in de context van programmatisch toetsen.
Feedup
‘Feed up’ houdt in dat de student heldere instructie krijgt over de opdracht waar hij mee aan de slag gaat, uitleg krijgt over hoe deze verband houdt met de leeruitkomsten en over succescriteria en een stappenplan of route om mee aan de slag te kunnen. Dit startpunt impliceert dat studenten niet a priori heel veel gevoed worden met kennis door een docent, maar vooral aan de slag gaan, zodat er binnen afzienbare tijd een ‘tastbaar’ product is waar feedback op gegeven kan worden. Het is van belang dat de feedup niet allen helder is, maar dat de student ook begrijp welke leeruitkomsten gekoppeld zijn aan een ‘datapunt’
Feedback
In de ‘feedback’ is het van groot belang dat een student niet alleen terugkrijgt wat niet goed ging of anders moet, maar dat vooral bekrachtigd wordt wat een student goed doet. Dit is een raakvlak tussen didactisch handelen enerzijds en het beroepsinhoudelijke van de ‘positieve gezondheid’. Eigenlijk is feedback de bijna voortdurende interactie tussen student en docent. Als deze feedback systematisch geregistreerd wordt, ontstaat een levendig beeld van wat en hoe de student leert.
Feedforward
Voor studenten (is ook onze ervaring) is het heel helpend om de feedback aan te vullen met ‘feedforward’. Als een student weet wat goed ging en wat beter kan, is het ook van belang om te weten op welke manier verder geleerd kan worden. In deze feedforward kan onderscheid gemaakt worden tussen ‘inhoud’ en ‘leerstrategie’. In de feedforward kunnen dus zowel inhoudelijke aanwijzingen worden gegeven als tips voor de wijze waarop een student het kan aanpakken. Het is helpend om hierbij aandacht te hebben voor ‘scaffolding’. Hiermee wordt bedoeld dat je in de feedforward vooral de ‘next step’ beschrijft zonder de student te overladen met de hele route die hij daarna nog te gaan heeft.
Datapunten – De rubric van één
In het vastleggen van feedback en feedforward bij datapunten is het heel helpend en handzaam om gebruik te maken van de ‘rubric van één’, ook wel de single-point-rubric. Hierin leest de feedback ontvangende student wat goed gaat en wat beter kan. De term feedforward hebben we laagdrempelig vertaald als ‘tips’. Op dit aspect ligt dan ook de nadruk.
Wel is er gekozen voor het toevoegen van onvoldoende – excellent, omdat er uiteindelijk bij het high-stage moment een valide oordeel gegeven moet kunnen worden (zie verderop in deze tekst). Het vraagt daarbij om goede didactiek en pedagogiek om de nadruk te leggen op de feedback.
Scorion
In het verzamelen van zoveel feedback is het van belang om een goed digitaal systeem te hebben dat het portfolio samenstelt waarin feedback verzameld en geordend wordt. Binnen de HAN wordt hiervoor gebruik gemaakt van Scorion, wat een handzaam en gebruiksvriendelijk systeem blijkt te zijn.
De low-stake
Binnen programmatisch toetsen heeft de studieloopbaanbegeleider (SLB) een specifieke rol. Naast dat de SLB een aanspreekpunt is voor de student om persoonlijke zaken bespreekbaar te maken volgt de SLB heel nadrukkelijk in de leervorderingen van de student. Zoals een collega zei: ”SLB is in programmatisch toetsen echt zoals SLB bedoeld is”.
In zogenaamde low-stake-gesprekken maakt de SLB samen met de student herhaaldelijk een tussentijdse balans op. Belangrijk uitgangspunt is dat hierbij, zoals de naam al zegt, formeel niets op het spel staat. Hierdoor wordt het mogelijk om de succesvolle student te bekrachtigen in het toepassen van effectieve leerstrategieën en het daarmee behalen van mooie leervorderingen. Met de minder succesvolle student is het van belang dat de SLB meekijkt naar welke leeruitkomsten extra aandacht behoeven en of de leerstrategieën aangepast kunnen worden om effectiever te gaan leren. Daarnaast is het natuurlijk van belang om te kijken naar factoren buiten de opleiding, zoals de thuissituatie, die van invloed zijn op de studieloopbaan.
De high-stake
Vanuit de conditioneringen van het traditionele onderwijs is het idee van een eindbeoordeling waarbij alles (studiepunten) behorende bij een langere onderwijsperiode op het spel staat op het eerste gezicht een spannende aangelegenheid. Het kan angst oproepen dat uiteindelijk alles op één moment beslist wordt, maar dit is een misverstand.
De high stake-beoordeling volgt op een langere periode waarin heel veel feedback is verzameld vanuit verschillende contexten en verschillende feedbackgevers. Elk stukje feedback is als het ware een pixel waarmee uiteindelijk een scherpe foto ontstaat bij de high stake. Zoals Van de Vleuten et al. (2012) betogen is deze holistische manier van beoordelen een meer valide en betrouwbare manier van beoordelen. Zoals verwacht, was het inderdaad zo dat voor niemand de high stake-beoordeling een verrassing werd. Elke student wist al of het een voldoende of onvoldoende zou worden.
Binnen de differentiatie psychomotorische therapie is een protocol gemaakt voor de high stake. Dit protocol wordt gevolgd door een panel van drie docenten. Dit zijn de eigen docenten behorende bij de drie leerlijnen (zelfervaringsleren, doelgroepleren en praktijkleren).
Het protocol start met het advies van de SLB vanuit de low-stake. Dit geeft al een eerste indruk van hoe de student er voor staat. Vervolgens wordt er gekeken naar alle verzamelde feedback om voor alle leeruitkomsten op basis van rubrics het niveau vast te stellen. Indien er nog vragen blijven, kan als vervolgstap gekeken worden naar de producten die de student gemaakt heeft. Als voor alle leeruitkomsten het niveau (onvoldoende/voldoende/goed/excellent) is vastgesteld, komt het panel tot een eindcijfer voor de hele onderwijseenheid.
Reflectie
Ruim een jaar na implementatie van het nieuwe curriculum is er heel wat stof voor reflectie. Een drietal hoofdpunten worden hier uitgelicht.
Ontwerpen is één, didactisch vormgeven is twee
Met het bouwen van curriculum volgens principes van programmatisch toetsen wordt een nieuw systeem gecreëerd waarin docenten en studenten zich op een andere manier tot elkaar moeten gaan verhouden. Bij het bouwen is zoals eerder beschreven onder begeleiding van onderwijskundige Wessel Peeters het principe van backwards-design toegepast. Hiermee waren de uitgangspunten helder en werden duidelijke stappen gevolgd. Hiermee was er veel duidelijkheid voor alle betrokkenen.
De start van het nieuwe schooljaar waarin het curriculum ging lopen was een spannend moment. Meteen werd ook duidelijk hoe belangrijk het is om aandacht te hebben voor de praktische uitvoering; de didactiek. Vanuit gewenning aan ‘traditioneel lesgeven’ ontstond direct behoefte om lesinhoud op een heel concreet niveau vast te leggen. Een ander fenomeen dat zich voordeed bij zowel docenten als studenten was om in de les te oefenen, maar vervolgens het datapunt toch te zien als een traditionele toets die het liefst meteen ‘gehaald’ moest worden. Taal is in deze ook een belangrijk aspect. Het gebruik van het woord ‘toets’ was hardnekkig en moeilijk uit te bannen. Door dit soms tot vervelends toe te blijven opmerken en ook steeds te bespreken hoe het programmatisch toetsen werkt en het curriculum goed te blijven volgen dooft dit geleidelijk wel uit.
Terugkijkend naar het afgelopen schooljaar hadden we als docententeam nog meer kunnen investeren in het trainen van onze didactische coaching: onderwijsinnovatie gebeurt immers niet op papier. Hiermee waren we zelf ook meer in een lerende modus gebleven en hadden we tegelijk de transformatie naar het programmatisch toetsen meer kunnen volbrengen.
Goede herhaaldelijke uitleg is cruciaal
De worsteling met de transformatie van docenten is een parallelproces met de worsteling van studenten die ook moeten wennen aan een nieuw systeem. De paar studenten die van een vrije school kwamen waren direct blij met programmatisch toetsen, maar voor veel andere studenten was het wennen om meer zelf na te denken over leerstrategie, keuzes te maken en er op te vertrouwen dat het uiteindelijk wel goed zou komen met die high stake. Dat de overgrote meerderheid uiteindelijk heel tevreden was met het nieuwe curriculum is mede te danken aan het met veel geduld steeds weer uitleggen hoe belangrijk het is om te kunnen leren en dat zichtbaar te maken zonder dat dit meteen formele consequenties heeft.
Naarmate het schooljaar vordert kregen studenten uiteindelijk ook de ervaring dat ze bij de high stake beoordeeld werden op een holistische manier waarin ze zich heel gezien voelden.
Genieten van de gretigheid en plezier in leren
Naast aandacht voor dat wat nog niet zo goed of moeizaam gaat is het ook belangrijk om te genieten van de successen. Het is nog wat vroeg om grote conclusies te trekken, maar de indruk van het afgelopen schooljaar is dat de meeste studenten intrinsiek gemotiveerd zijn en goede resultaten behalen en de toetsing minstens zo valide is als in het oude curriculum.
Overwegingen programmatisch curriculum
Bij de keuze voor het ontwerp van een nieuw curriculum geënt op programmatisch toetsen zijn een aantal vragen relevant om bij stil te staan.
Past het bij het beroep en de opleiding?
Programmatisch toetsen past met name goed bij opleidingen met een sociaal constructivistisch karakter. Het verloop van een psychomotorische behandeling wordt sterk beïnvloedt door de persoon van de therapeut, de persoon van de cliënt en hun subjectieve ervaring. Hierdoor is er maar zelden sprake van goed of fout. Dit maakt het zinvol om te leren vanuit verschillende contexten met verschillende feedbackgevers. In meer exacte beroepen heeft het weinig zin om op deze manier naar beroepsmatig te handelen te kijken. De concentratie van een bepaalde stof in een chemische oplossing is wel of niet voldoende betrouwbaar vastgesteld. Het heeft weinig zin om daar vanuit verschillende perspectieven naar te kijken.
Past het bij de visie op leren?
Als er een match is tussen programmatisch toetsen en het beroep en de aard van de opleiding is het nog de vraag welke visie er leeft op de manier waarop het beroep het beste geleerd kan worden. Binnen de differentiatie PMT zijn we sterk overtuigd van het grote belang van feedback die gekoppeld is aan de ervaring en beleving van de feedbackgevers. In de gesprekken met studenten die we hierover voerden werden we hierin bevestigd en kwam ook de behoefte naar voren om de stress te beperken, die voortkwam uit de vele summatieve toetsing en als belemmerend voor het leren werd ervaren.
Daarnaast wilden we een curriculum bouwen met daarin drie leercycli. Één over het zelf ervaren van het beroep, één over de koppeling aan de doelgroepen waar je als psychomotorisch therapeut mee te maken krijgt en één over de daadwerkelijke toepassing in de praktijk. Vanuit deze uitgangspunten bleek programmatisch toetsen voor ons een hele goede match.
Past het bij het docententeam?
Een curriculum gebaseerd op programmatisch toetsen vraagt een transformatie van ieder die gewend is aan meer traditioneel onderwijs. Dit heeft te maken met dat lesinhoud minder vastligt en het vertrekpunt in de werkrelatie tussen student en docent anders is. Om de student zelfsturing te leren is het van belang dat hij vanuit bewuste onbekwaamheid leert om zijn eigen leervragen te formuleren. Van de docent vraagt dit vaardigheden in didactisch coachen (Van Schilt-Mol, Peeters, De Vries, Baartman & Van der Vleuten, 2020).
Tot slot
Hoewel het enthousiasme over programmatisch toetsen groot kan zijn en de match met beroep en opleiding perfect lijkt te zijn is het dus altijd van belang om de keuze voor een dergelijk curriculum zorgvuldig af te wegen. Daarbij is het goed om te realiseren dat het een grote verandering kan betekenen die de nodige uitdagingen met zich meebrengt voor het gehele docententeam.
Programmatisch toetsen is een prachtig concept!
Olivier is hoofddocent psychomotorische therapie binnen de opleiding Vaktherapie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Hij combineert zijn ervaring als psychomotorisch therapeut met onderwijs. In deze rol is hij kartrekker bij het ontwerpen en bijstellen van het curriculum. Hij ismet name geïnteresseerd in programmatisch toetsen en didactisch coachen.