Steeds meer scholen in het voortgezet onderwijs werken met een ‘brede brugklas’. Dit zijn klassen waarin leerlingen met het advies vmbo-(g)t, havo en vwo de eerste jaren in één klas zitten. Dit mede op advies van de Onderwijsraad en financiering vanuit het ministerie. Het doel hiervan is om meer gelijke kansen te bieden door latere selectie. Een mooie intentie, die in de praktijk echter voor veel uitdagingen kan zorgen. Hoe zorg je er nu voor dat je een waardevolle brede brugklas ontwikkelt? Hoe zorg je voor een goed curriculum voor die brede brugklas? In dit drieluik gaan we vanuit backward design in op de leerdoelen, toetsing en leeractiviteiten in een brede brugklas. In dit eerste deel: leerdoelen in de brede brugklas.
De brede brugklas en dakpanklassen
De laatste jaren kiezen steeds meer brede vo-scholen, oftewel scholen in het voortgezet onderwijs die de leerwegen vmbo-(g)t, havo en vwo aanbieden, voor een brede brugklas. Leerlingen zitten dan leerjaar 1 en 2, en soms ook leerjaar 3 (bepaalde eindexamenvakken vaak uitgezonderd) bij elkaar in één klas. Dit met als doel om leerlingen langer de ruimte oftewel de kans te bieden om zich naar hun meest passende niveau toe te ontwikkelen. Vanuit hetzelfde idee bieden scholen ook dakpanklassen: klassen waar niet drie maar twee niveaus bij elkaar zitten (zoals leerlingen met havo en vwo advies). Alhoewel we hier schrijven over de brede brugklas, gaat het dus net zo goed over dakpanklassen. In alle gevallen gaat het over brugklassen oftewel onderbouw van het voortgezet onderwijs – de periode waarin nog geen niveaukeuze is gemaakt.
Kansen en uitdagingen
Door pas later het meest passende niveau vast te stellen en tot die tijd leerlingen de ruimte te bieden om ook op een hoger niveau les te krijgen en getoetst te worden, krijgen leerlingen meer kans het beste uit zichzelf te halen. Die kansen bieden brengt echter wel een stevige uitdaging mee voor jou als docent: je moet in één les verschillende niveaus lesgeven, passend toetsen en uiteindelijk een uitspraak doen over het meest passende examenniveau – oftewel zo onderbouwd mogelijk determineren. Dit vraagt om goede differentiatie. Om dat goed te kunnen doen is het belangrijk om drie dingen in ieder geval scherp te hebben: de leerdoelen, de toetsing en de didactiek. In dit eerste deel gaan we in op de leerdoelen, oftewel de basis van je curriculum.
Het belang van leerdoelen
Een leerdoel beschrijft wat het beoogde eindgedrag is (Mager, 1962). Wil je aan het einde van de brede brugklas voor jouw vak een uitspraak doen over of een leerling het beste op vmbo-, havo- of vwo-niveau eindexamen kan gaan doen, dan is het allereerst belangrijk om scherp te hebben op basis waarvan je die uitspraak gaat doen. Je zult gaan toetsen of een leerling iets beheerst of niet beheerst, maar wat wil je dan precies toetsen? Oftewel: wat zijn de determinanten? En hoe ga je daarbij onderscheid maken tussen bijvoorbeeld wiskunde havo of wiskunde vwo? Om dat te kunnen doen is het belangrijk om duidelijke leerdoelen te formuleren: doelen waaraan zowel jij als je leerlingen kunnen afleiden wat een bepaald eindexamenniveau uiteindelijk vraagt en dus in hoeverre leerlingen dat kunnen. Waar passend formuleer je deze leerdoelen per niveau, zodat de verschillen tussen die niveaus ook duidelijk zijn.
Al hoewel er verschillende bronnen zijn waar leerdoelen zijn te vinden, zoals vanuit SLO of je eigen methode, is het juist waardevol deze leerdoelen zelf te formuleren of in ieder geval te arrangeren. Hiervoor zijn drie redenen: allereerst ontstaat er meer curriculumbewustzijn, waardoor je makkelijker zelf keuzes kunt maken in wat je wel en niet behandelt, zeker bijvoorbeeld wanneer lessen vervallen of leerlingen ergens meer tijd voor nodig hebben. Ten tweede versterkt het ook de kwaliteit van je lessen, doordat je beter grip hebt op de beoogde doelen en het zo ook beter aan leerlingen kunt uitleggen. Ten derde bieden niet alle methodes passende doelen per niveau, wat een uiteindelijk valide uitspraak over een niveau lastig maakt.
Buiten het doel van determinatie om, bieden leerdoelen nog veel andere voordelen, zoals het versterken van motivatie, duidelijkheid voor formatief handelen en meer. Lees er alles over op onze themapagina leerdoelen.
De bouwstenen van leerdoelen
Hoe kom je dan tot goede leerdoelen? De bouwsten voor leerdoelen zijn doorgaans afkomstig uit drie facetten: de landelijke eisen (bv kerndoelen, eindtermen), de visie (bv wat je als school of vak belangrijk vindt) en de context (bv wat een eindexamen-niveau vraagt). Door alledrie deze facetten te benutten ontstaan er brede, doordachte leerdoelen die het fundament vormen van een krachtig curriculum. Hieronder een korte toelichting op de drie facetten.
Landelijke eisen
Ten aanzien van de landelijke eisen is het belangrijk om de kerndoelen scherp te hebben, eventueel aangevuld met referentieniveaus of andere soortelijke, meer vakspecifieke eisen. Wat moeten leerlingen kennen en kunnen aan het einde van de brugklas, oftewel welk fundament dient dit funderend onderwijs te bieden? Ten aanzien van kerndoelen is het daarbij belangrijk om twee dingen scherp te hebben: kerndoelen zijn niveauloos, oftewel hetzelfde voor vmbo-basis t/m vwo en het zijn streefdoelen, je wordt geacht er naar te streven dat leerlingen deze fundering eigen maken (en het is dus geen harde eis zoals dat bij de eindexamens het geval is). Toch bieden kerndoelen wel begrippen en concepten die je als bouwstenen kunt gebruiken. Bijvoorbeeld:
De kerndoelen zijn in 2006 vastgesteld. Momenteel worden deze stap voor stap vernieuwd onder leiding van het SLO.
Visie
Ten aanzien van de visie is het belangrijk om deze waar mogelijk te vertalen naar concrete leerdoelen. Stel je bijvoorbeeld in je schoolvisie dat je leerling leert om goed samen te werken of zijn er vanuit bepaalde vakgebieden bepaalde concepten die extra belangrijk worden gevonden, dan zou je daarvan concrete leerdoelen willen terugzien. Dit zodat je dit uiteindelijk ook weer kan toetsen, want hoe weet je anders of je doet wat je beoogd? Zo kun je ook uit de visie bepaalde begrippen en concepten gebruiken als bouwstenen. Daarbij is het goed om te benoemen dat met name een schoolbrede visie zich niet altijd goed laat vertalen naar concrete doelen – zeker ten aanzien van de doeldomeinen socialisatie en subjectivicatie (Biesta, 2014).
Context
Ten aanzien van de context is het belangrijk om te kijken naar de doelgroep waarmee je te maken hebt. Heb je bijvoorbeeld doorgaans te maken met relatief veel leerlingen die minder sterk zijn in lezen en schrijven, dan kan dit invloed hebben op je leerdoelen: misschien wil je daarom aan bepaalde begrippen, concepten of dus juist vaardigheden meer aandacht besteden. Eveneens kan gelden dat je school in een bepaalde regio staat waarin het wenselijk is meer dan anders aandacht te hebben voor bepaalde culturen en/of techniek. Zo kun je ook uit de context bepaalde begrippen en concepten destilleren als bouwstenen.
Voorbeeld van een korte reflectie op drie facetten
Als sectie geschiedenis vinden we het belangrijk om in de eerste twee jaar leerlingen te leren de tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. Bij ons op school werken veel leerlingen toe naar het eindexamenvak maatschappijkunde of maatschappij- wetenschappen. Voor hen is het extra belangrijk dat zij voldoende basiskennis hebben over de democratische rechtsstaat, hier willen we dus extra aandacht aan besteden in de brugklas. Daarom besteden we ook extra veel aandacht aan de laatste drie tijdvakken (1800 - nu), en hoe die zich verhouden tot het heden. Omdat we daarbij te maken met relatief veel leerlingen die moeite hebben met Nederlands lezen, willen we hier extra de nadruk op leggen in ons onderwijs. Vervolgens schrijven we de concepten, begrippen, vaardigheden etc op die we willen dat leerlingen eigen gaan maken.
Je hebt nu je de bouwstenen gedestilleerd uit de landelijke eisen, visie en context. Daarbij is ons advies om eerst te beginnen bij die landelijk eisen: dat is hetgeen wat ‘moet’. Houd daarbij scherp dat alle andere bouwstenen die je aanspreekt veelal gaan over wat ‘mag’ (hoe belangrijk dat ook kan zijn). Waak er met andere woorden voor dat je het curriculum niet te vol maakt: zorg voor voldoende leerruimte.
Drempelconcepten voor leerdoelen
Je hebt nu bouwstenen gedestilleerd oftewel vastgesteld wat je al je leerlingen wilt leren in de brugklas. Zo vormt zich als het ware per vak(gebied) een trap naar boven. Echter, er is nog geen onderscheid gemaakt tussen niveaus. Om dat onderscheid te maken is het belangrijk dat we aan de andere kant beginnen: bovenaan de trap, oftewel de eindexamenniveaus’ waar leerlingen naartoe werken. Vanuit ieder eindexamenniveau kun je op basis van de eindtermen – en opgedane ervaring – drempelconcepten opstellen. Binnen de context van het voortgezet onderwijs laat het begrip drempelconcepten zich vertalen als ‘begrippen, vaardigheden of attitude die een leerling nodig heeft om succesvol te starten (niet afronden!) aan het eindexamenprogramma (Meyer en Land, 2003)’.
Je wilt met andere woorden scherp hebben wat een leerling nodig heeft om goed te starten aan het eindexamprogramma op vmbo, havo of op vwo-niveau. Oftewel: wat moet een leerling nu écht kennen om succesvol te starten aan bijvoorbeeld het eindexamenprogramma Havo geschiedenis? Het is voor deze stap extra aan te raden om als sectie; als boven- en onderbouw docenten samen tot bouwstenen te komen. Alleen op die manier creëer je een goede doorlopende leerlijn (en een minder gescheiden wereld, ook wel zo fijn).
Verschil waar verschil is, geen verschil waar geen verschil is
Zo kom je per niveau tot bepaalde begrippen, concepten, theorieën, vaardigheden etc. die je belangrijk vindt dat leerlingen eigen hebben gemaakt, alvorens ze starten aan het eindexamenprogramma. De lijsten met bouwstenen kunnen en zullen voor een deel per niveau overlappen en soms voor een groot deel hetzelfde zijn. Het is belangrijk om goed scherp te zijn om wat nu wezenlijk anders is per niveau, maar er ook voor te waken geen verschil aan te brengen waar deze er niet is (je kent alle hoofdsteden of je kent ze niet, dat kun je lastig verbinden aan niveau).
Voorbeeld van een korte reflectie op drempelconcepten
Om succesvol aan het eindexamenprogramma maatschappijkunde te starten, is het extra belangrijk dat een leerling voldoende tekstbegrip heeft en goed verbanden leert leggen tussen verschillende gebeurtenissen. Om succesvol aan het eindexamenprogramma maatschappijwetenschappen te starten, is het daar bovenop extra belangrijk om dit relatief snel te kunnen doen en daarbij ook de meer complexe begrippen te kunnen herkennen en toepassen. Vervolgens schrijven we per niveau op; welke kennis en met name welke vaardigheden en verwerkingssnelheid belangrijk zijn. Waar concreet verwerken we begrippen of concepten in leerdoelen per niveau.
Waardevol om hierbij te benoemen is dat er beperkt wetenschappelijk (empirisch) onderzoek beschikbaar is over de verschillen in het niveau tussen havo en vwo (Kennisrotonde, 2021). Het voornaamste verschil in bijvoorbeeld het havo- en vwo-curriculum zit in de hoeveelheid stof en het tempo waarin de stof wordt behandeld. Een tweede belangrijk inzicht om mee te geven is dat niveau moeilijk is om te duiden, en zich dus niet zomaar laat vatten met termen als ‘hogere en lagere orde denken’ (wat overigens niet klopt).
Determineren en leren
Je hebt nu bouwstenen gedestilleerd, oftewel vastgesteld, wat je al je leerlingen wilt leren in de brugklas, en daarbij per niveau vastgesteld wat leerlingen moeten kennen en kunnen om succesvol te starten aan een bepaald eindexamenprogramma. Zo heb je een verzameling van bouwstenen op basis van landelijke eisen, visie, context en drempelconcepten. Zo kun je als sectie je leerdoelen gaan formuleren, waarin je de verschillende begrippen, concepten, etc verwerkt. Voordat je dat doet, is het waardevol om stil te staan bij wat aandachtspunten over leerdoelen, ten aanzien van determinatie en leren.
Determineren
Onderzoek laat zien dat vakken in de onderbouw vaak geen sterke voorspellende waarde hebben voor de bovenbouw. Dit omdat er vaak gebruik wordt gemaakt van gestandaardiseerde toetsen waarin tevens reproductie van kennis wordt gemeten, terwijl in de bovenbouw steeds meer gevraagd wordt om het integreren en toepassen van kennis (Scheerens & Exalto, 2017). Belangrijk dus om bij het formuleren van leerdoelen op niveau, voldoende op vaardigheden en het integreren en toepassen van kennis te letten, en niet alleen leerdoelen te formuleren die enkel gaan over reproductie van kennis. Lees hier meer inzichten en handvatten voor bewuste determinatie.
Leren
Onderzoek laat zien dat de hoeveelheid leerdoelen invloed heeft op de motivatie en diepe verwerking ervan. Krijgen leerlingen te maken met een grote hoeveelheid leerdoelen, dan neemt het prestatieleren toe en het beheersingsleren af (Noordzij, Giel & Mierlo, 2021). Leerlingen gaan, met andere woorden, begrippen afvinken in plaats van concepten leren. Daarnaast passen leerlingen bij een grotere hoeveelheid leerdoelen minder snel effectieve leerstrategieën toe, zoals actieve herhaling of een van deze andere leerstrategieën. Tot slot is het belangrijk dat leerdoelen begrijpelijk zijn voor leerlingen, al dan niet door een korte toelichting tijdens de lessen: alleen zo kunnen leerlingen er grip op krijgen.
Een vraag die hierbij op kan komen is: hoeveel leerdoelen is dan te veel? Het is ingewikkeld om daar sluitend antwoord op te geven, temeer omdat dit per vak kan verschillen. Daarnaast werk je als het goed is meerdere lessen aan vaardigheden, zoals bij vakken als Wiskunde of Nederlands het geval is, en maak je kennis eerder eigen zoals bij Mens en Maatschappij. Hierover doen we in dit artikel dan ook bewust geen uitspraken, anders dan dat we willen meegeven: wees je bewust van het aantal doelen en waak ervoor dat je geen vinklijsten ontwerpt.
Voorbeeld van een korte reflectie op determineren en leren
Met de wetenschap dat het voor het determineren en leren belangrijk is om op stevige leerdoelen te focussen, hebben we concept-leerdoelen die gaan over losse begrippen of meer voorwaardelijke concepten, apart genoteerd. We willen er zeker met leerlingen aan werken, maar zien meer kennis onder de leer- doelen. Zo zorgen we voor een behapbaar aantal leerdoelen die een realistische doorkijk geven naar het eindexamen, en ondersteunend zijn aan zowel valide determinatie als diep leren.
Leerdoelen formuleren
Je hebt nu als sectie je bouwstenen en aanvullende inzichten verzameld en dus kun je de leerdoelen formuleren. Leerdoelen bestaan doorgaans uit de volgende onderdelen: een werkwoord, inhoud en eventueel context en succescriteria. Hieronder twee voorbeelden van leerdoelen waarin de verschillende onderdelen zijn verwerkt.
Werkwoorden en inhoud
De inhoud gaat over de begrippen, concepten etc waar je wilt dat leerlingen iets over leren. Deze zullen voor een groot deel voor alle niveaus hetzelfde zijn, maar vanuit de drempelconcepten zal er ook inhoud zijn die alleen voor bepaalde niveaus gewenst is. Het werkwoord verschilt over het algemeen wat meer, omdat deze aanduiden wat leerlingen met die inhoud moeten kunnen. Moeten leerlingen bijvoorbeeld een begrip herkennen (unistructureel), of het ook kunnen vergelijken met een ander begrip (relationeel)? Dit laatste is vaak een stuk moeilijker (Biggs & Collis, 1982).
Let op: waak ervoor dat je niet simpelweg leerlingen laat reproduceren op vmbo niveau en laat toepassen op vwo-niveau, omdat dit lang niet altijd voorspellend is voor het niveau. Ook de hoeveelheid, het tempo en de complexiteit spelen hierbij bijvoorbeeld een rol. Meer hierover in dit artikel over determinatie.
Context en succescriteria
Vervolgens kan context worden geduid om duiding te geven aan het doel (zoals in het voorbeeld; de geschiedkundige context) óf om de complexiteit aan te geven: moet je bijvoorbeeld een samenhangende tekst schrijven voor een doelgroep die er bekend mee is, of voor een doelgroep die er nog niets van afweet? De context zorgt zo voor concretisering. Dit maakt het voor leerlingen duidelijker. Tegelijkertijd maakt dit het ook kleiner. Door verschillende leerdoelen met verschillende contexten aan te bieden, kunnen leerlingen leren meer te generaliseren (transferabel).
Succescriteria helpen om leerdoelen verder te concretiseren: ze laten leerlingen inzien wat ze precies moeten kennen en kunnen van en met het leerdoel. Dit is prettig, maar er schuilt ook een gevaar: een succescriteria kan een doel op zichzelf worden. Zo komt het in de praktijk regelmatig voor dat succescriteria na enkele jaren de nieuwe leerdoelen worden. Iets wat zorgt voor een overvol curriculum. Ons advies is succescriteria vooral te gebruiken bij vaardigheden en zo bij meer kennisgerichte leerdoelen (zoals in Figuur 4) vooral te gebruiken om je lessen voor te bereiden. Lees alles over het formuleren en gebruiken van succescriteria in dit artikel.
Leerdoelen vastleggen
Meer over het formuleren van leerdoelen kun je lezen in dit artikel (incl poster en checklist). Om als school te komen tot heldere, samenhangende leerdoelen binnen het vak en de gehele school, is het daarbij waardevol om na te denken over hoe en waar je alle leerdoelen vastlegt – wat bijvoorbeeld kan in onze curriculumtool, Curriculum Playground.
Samenvattend
Om leerlingen in een brede brugklas op het meest passende niveau les te geven én uiteindelijk zo valide mogelijk uitspraak te kunnen doen over hun meest passende eindexamenniveau, is het belangrijk om met duidelijke leerdoelen te werken. Om daartoe te komen kun je kijken naar de landelijke eisen, je visie, je context én gebruik maken van drempelconcepten. Daarbij wil je om goed te kunnen determineren en het leren te stimuleren, stevige leerdoelen formuleren waar leerlingen ook grip op leren krijgen. Vervolgens kun je leerdoelen formuleren, die bestaan uit inhoud, werkwoorden en eventueel context en succescriteria.
Vanzelfsprekend kun je als sectie ook de keuze maken meteen leerdoelen te formuleren op basis van de landelijke eisen, en deze stapsgewijs te verrijken aan de hand van de drempelconcepten, een check vanuit leerruimte, etc. We hopen in ieder geval dat dit artikel handvatten biedt om tot leerzame en waardevolle leerdoelen te komen in de brede brugklas. In deel 2 gaan we in op de toetsing van de geformuleerde leerdoelen.
Mede-oprichter van Vernieuwenderwijs. Daarvoor onderwijskundige in het hoger onderwijs en leraar geschiedenis en maatschappijleer in het voortgezet onderwijs. Praat graag over en is graag bezig met: didactiek, curriculumontwerp, toetsing, leren leren en veranderkunde. Actieve ontwikkelaar, onderzoeker en spreker.