Een tijd geleden sprak ik een leerling die een filmpje had gemaakt met twee klasgenoten over sluikreclame. In een videobewerkingsprogramma hadden ze foto- en videobeelden, ingesproken tekst en muziek gecombineerd en trots liet hij het eindresultaat zien. Naast dat het filmpje heel knap in elkaar zat, hadden ze er ook de nodige humor in weten te verwerken. Ging het over sluikreclame? Dat niet. Afgaand op wat ik kon horen en zien hadden ze nog niet begrepen wat sluikreclame is. Het was een prima filmpje maar veel mediawijzer leken ze niet geworden. En dat was wel het doel van de opdracht. Hoe houd je focus op de inhoud èn een mooie vormgeving? In dit artikel gaan we in op het werken met praktische opdrachten in het VO, inclusief tips!
Praktische opdrachten
Het voorbeeld van deze leerling is iets wat vaak gebeurt bij praktische opdrachten: het gekozen medium en de vormgeving krijgen alle aandacht en het inhoudelijke doel verdwijnt naar de achtergrond. Leerlingen zijn dan meer bezig met het uiterlijk van de poster of een zo goed mogelijke presentatie geven dan met het onderzoeken en verwerken van kennis van het onderwerp. Daardoor schiet de opdracht zijn doel, werken aan betekenis en begrip van de stof, voorbij. Daar komt bij dat we soms vergeten dat niet alle leerlingen de vaardigheden, materialen of tools bezitten om bepaalde producten te maken. Dat gaat niet alleen over het maken van het product maar bijvoorbeeld ook over vaardigheden als organiseren en samenwerken. Het kan dan gebeuren dat we onbedoeld met een opdracht zoveel vragen dat er voor leerlingen nauwelijks meer denk- en werkruimte overblijft om aan de slag te gaan met de inhoud.
Criteria
Op welke manier kun je ervoor zorgen dat een praktische opdracht het doel niet voorbij streeft? Hieronder enkele adviezen en praktische tips die kunnen helpen.
1. Zorg voor een duidelijke instructie
Door het geven van een duidelijke uitleg aan leerlingen wat het doel of de functie is van de opdracht in het proces van leren, geven we als het ware ondertiteling aan de opdracht. Hierdoor leren leerlingen over de opbouw van een leerproces en dat kan ze op een later moment, als ze meer verantwoordelijkheid krijgen voor hun eigen leren, helpen.
2. Gebruik uitgewerkte voorbeelden
Het helpt om van tevoren te bedenken met welke voorbeelden je de opdracht het beste kan introduceren. Gebruik de goede voorbeelden van eerdere producten, niet de voorbeelden die alleen maar mooi of leuk zijn.
3. Maak onderscheid tussen vaardigheden en inhoud
Het is belangrijk dat je daarbij zorgt voor een duidelijk onderscheid tussen algemene vaardigheden (zoals communicatie of presentatie), vakvaardigheden en de inhoud. Ben daarbij ook meteen vanaf het begin duidelijk over de status van deze verschillende onderdelen. Op deze manier voorkom je dat leerlingen zich tijdens de opdracht bijvoorbeeld meer focussen op de inhoud en minder op de vaardigheid.
4. Laat leerlingen criteria eigen maken
Door de criteria niet alleen aan te reiken maar ook te laten onderzoeken met behulp van goede voorbeelden ontstaat er bij leerlingen een beter begrip van de criteria en werk je aan besef van de gewenste kwaliteit. Als aanvulling hierop: Ondersteun leerlingen door gebruik te maken van ‘verplichte gesloten vaardigheidscriteria’. (compulsory closed skills) Bijvoorbeeld het volgen van een vast stappenplan of het gebruiken van een bepaald format. Dergelijke criteria kun je beginnen als: “Onthoud dat …”.
Voorbeeld
Onthoud dat bij het schrijven van een betoog je begint met een inleiding, dan schrijf je
de kern en je eindigt het betoog met het slot.
Je kan ook werken met zogenaamde ‘open vaardigheidscriteria’. (Optional open toolkits.) Leerlingen kunnen dan kiezen uit een aantal opties. Formuleer je dergelijke criteria dan begin je met: “Kies…” of “Maak een keuze uit…”.
Voorbeeld
Kies één van de vijf manieren om een afbeelding op een poster te gebruiken.
5. Neem tijd om vaardigheden aan te leren
Kies je voor iets nieuws, dan investeer je eerst in het onderwijzen van de vaardigheden die nodig zijn om het product te maken. Zo creëer je gelijke kansen voor alle leerlingen. Zorg ook gedurende de opdracht voor voldoende ondersteuning. Zo kan je het proces begeleiden met behulp van procescriteria en georganiseerde momenten waarop leerlingen reflecteren op hun voortgang.
6. Differentieer waar nodig en mogelijk
Overweeg de mogelijkheid om te differentiëren. Aangezien de verwerking van de stof voorop staat, kan je leerlingen ook de mogelijkheid geven om uit een aantal productvormen te kiezen of een eigen verwerkingsvorm te overleggen. Op die manier creëer je de mogelijkheid voor leerlingen om iets te kiezen waar ze al goed in zijn en waar ze graag mee aan de slag gaan.
7. Denk bewust na over becijfering
Tot slot is het goed om te benoemen dat het niet de bedoeling is dat een resultaat van een praktische opdracht meeweegt in een summatieve beslissing. Een praktische opdracht is een leeractiviteit en geen toets. Aan de beoordeling van een praktische opdracht koppel je dus beter geen cijfer.
De praktische toets
Een praktische opdracht kan ingezet worden om de beheersing van de leerstof te toetsen. We spreken dan van een praktische toets. Ook bij een praktische toets is het belangrijk om met een aantal dingen rekening te houden:
1. Denk na over wat je wel én niet beoordeelt
Met een toets breng je de mate van beheersing van bepaalde leerstof in beeld. Je kan dus geen extra punten toekennen aan de uitvoering van het product, bijvoorbeeld voor de lay-out van een werkstuk of hoe de leerling spreekt tijdens zijn presentatie, als dit geen onderdeel is van de leerstof. Doe je dat wel, dan zal de data, bijvoorbeeld het cijfer, niet representatief zijn voor wat de leerling kan voor jouw vak.
Een goede praktische toets vormgeven begint met de vraag wat je wil gaan toetsen. Waarschijnlijk zal je met een praktische toets het gebruik en de verwerking van kennis en vakvaardigheden zichtbaar willen maken. Ben daarom terughoudend in het toekennen van punten voor feiten of concepten. Een praktische opdracht is geen kennistest.
Zorg er verder altijd voor dat wat wordt getoetst ook wordt onderwezen en dat alle leerlingen behoorlijk zijn voorbereid op de toets.
2. Zorg voor heldere kaders
Vraag je ook af of er binnen de opdracht nog meer manieren zijn waarop jouw leerlingen de gewenste beheersing van de stof kunnen aantonen. Schrijf zoveel mogelijk manieren op. Zo ontstaan er kaders waarbinnen de leerlingen kunnen werken aan de opdracht en ontstaat er een goed beeld van waar je op gaat letten tijdens het beoordelen.
3. Houdt rekening met beoordelaarseffecten
Houd bij het beoordelen van een producttoets rekening met zogenaamde beoordelaarseffecten. Het is de bedoeling dat je zorgt voor een objectieve beoordeling maar dat kan bij een knap gemaakt werkstuk of een enorme inzet van de leerling best moeilijk zijn. Zorg daarom voor beoordelingscriteria die zowel voor jou als voor de leerling een duidelijk beeld verschaffen waar je op gaat letten tijdens het beoordelen. Deze criteria deel je vooraf en ook na de beoordeling, als het werk wordt teruggegeven. Werk bij voorkeur met twee onafhankelijk van elkaar scorende beoordelaars.
Bewaar enkele uitwerkingen van zeer goede, goede, voldoende en onvoldoende kwaliteit. Op deze manier heb je een kwaliteitsstandaard waar je in de volgende jaren op terug kan grijpen tijdens het beoordelen.
4. Zorg voor voldoende tijd en middelen
Tot slot is het goed om naar de praktische uitvoerbaarheid van de toetsopdracht te kijken. Kan elke leerling de gegeven opdracht uitvoeren? Denk hierbij aan zaken als tijd, middelen en inspanning. Een praktische toets mag, zowel voor de docent als voor de leerling, niet dusdanig belastend of onpraktisch zijn dat het de uitkomst nadelig kan beïnvloeden.
We hopen dat je met behulp van deze tips je praktische opdrachten en toetsen nog waardevoller kunt maken. Succes!
https://www.uantwerpen.be/nl/centra/expertisecentrum-hoger-onderwijs/didactische-info/onderwijstips-chronologisch/archief/schriftelijk-werkstuk/
https://wikieducator.org/Assessing_and_Evaluating_for_Learning/Practical_Assessment_module
Developing evaluative judgement: enabling students to make decisions about the quality of work – (2018) – Joanna Tai e.a.
Unlocking learning intentions and success criteria | Shifting from product to process across the disciplines – (2021) – Shirley Clarke
Ruim 20 jaar docent Kunst en Cultuur in het voortgezet onderwijs. Houdt zich voornamelijk bezig met visie, succesvol veranderen, kwaliteitsontwikkeling en formatief handelen Onderwijsadviseur en trainer bij Vernieuwenderwijs.