Leerdoelen, leeruitkomsten, succescriteria, beroepsrollen, lesdoelen… waar werk je mee? Binnen een school of opleiding wordt vaak met meerdere lagen van leerresultaten gewerkt om zo duidelijk te maken wat je moet kennen, kunnen of aantonen. Al snel gaat het om zoveel lagen dat het een Jenga toren van lagen wordt en er problemen ontstaan. Een overladen curriculum, minder constructieve afstemming en weinig ruimte voor eigenaarschap. Hoe zit dit precies? En hoe kun je dit voorkomen? Daarover alles in dit artikel.
Duidelijke doelen
Duidelijke doelen helpen leerlingen en studenten te komen tot goed leren. Zo zijn ze nodig voor een goede constructieve afstemming. Ook bevorderen ze het gebruik van effectieve feedback en het inzetten van effectieve leerstrategieën. Ze zijn een belangrijk referentiekader voor het meten van kwaliteit. Bij het samen ontwerpen van een krachtig curriculum zorgen ze voor een goede samenhang. En zo nog veel meer voordelen. Daarbij is het vaak zo dat algemene, landelijke doelen (zoals de eindtermen, kerntaken of eindkwalificaties) vertaald (‘geoperationaliseerd’) worden naar concrete doelen, zodat deze goed passen bij de visie en context van je school of opleiding. En bovenal begrijpelijk worden voor de leerlingen of studenten, én docenten. In de basis een logisch verhaal, in de praktijk vaak een complexe situatie met veel verschillende lagen en eilanden.
Onduidelijke opbouw
Wat moeten studenten nu écht kennen en kunnen? Het is een vraag die vaak blootlegt dat hier onvoldoende bij wordt stilgestaan. Meestal weten we wat onze leerlingen of studenten moeten kennen of kunnen voor een toets, omdat we lesdoelen stellen voor de verschillende lessen. Vaak kunnen we daarbij ook benoemen wat de concrete leerdoelen of leeruitkomsten voor het vak of de module zijn. Een stuk lastiger is het om te benoemen hoe deze leerresultaten zich verhouden tot de landelijke eisen.
Nog complexer wordt het als er extra tussenlagen worden ontworpen, zoals bepaalde beroepsrollen, leeruitkomsten bij leerdoelen of competentiegebieden. Helemaal moeilijk wordt het als daar bovenop nog eens extra concepten worden gebruikt, zoals kennisgebieden, leerlijnen of module-doelen. Er vormt zich een Jenga toren van leerresultaten die zorgen voor een kwetsbaar curriculum. De oorspronkelijke ruggengraat raakt uit het zicht (zie Figuur 1).

Allereerst zorgen meer lagen voor een afname van de constructieve afstemming. Er wordt snel nieuwe leerstof toegevoegd binnen een vak(gebied), zonder dat direct te relateren is aan de oorspronkelijke ruggengraat. Ten tweede wordt er na verloop van tijd dusdanig veel leerstof toegevoegd. Hierdoor raakt het curriculum overladen en ontstaat er onvoldoende leerruimte. Dit zorgt voor meer werkdruk en een afname van diep leren. Ten derde neemt het curriculumbewustzijn af en trekt iedereen zich steeds verder terug op zijn of haar eiland.
Maximaal 3 lagen
Wil je krachtig curriculum waarbinnen leerlingen of studenten komen tot goed leren, dan wil je een curriculum met een doordacht maximum aantal lagen. In de regel kun je daarbij het beste uitgaan maximaal 3 lagen. Hieronder een toelichting.
Zorg ervoor dat alle docenten kunnen aangeven hoe de doelen waaraan zij met hun leerlingen of studenten werken, zich verhouden tot het hoogste niveau van leerresultaten.
1. Landelijke eisen
Als school of opleiding is het startpunt van het formuleren van doelen datgene wat landelijk is vastgesteld. In het voortgezet onderwijs (vo) gaat het daarbij om globale kerndoelen of meer concrete eindtermen. Deze zijn eventueel aangevuld met het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen (ERK). In het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is er het kwalificatiedossier. In hoger beroepsonderwijs (hbo) is er het landelijke opleidingsprofiel. En in het wetenschappelijke onderwijs (wo) heb je minder met landelijke eisen te maken, maar dienen de leerresultaten wel te voldoend aan diverse eisen zoals de Dublin Discriptoren en disciplinegebonden richtlijnen.
2. Leerdoelen of leeruitkomsten
Op basis van de landelijke eisen wil je leerdoelen of leeruitkomsten formuleren. In het vo wordt gewerkt met leerdoelen. In het mbo, hbo en wo wordt er steeds meer gewerkt met leeruitkomsten, al kan ook daar gewerkt worden met leerdoelen. De keuze voor het type leerresultaat hangt mede af van het beoogde onderwijs.
Scenario 1: leerdoelen
Een leerdoel omschrijft het beoogde eindgedrag van een leerling of student aan het einde van een leerperiode. Deze leerperiode omvat vaak enkele weken, vooral bij kennis, of enkele maanden, vooral bij vaardigheden. Een leerdoel bestaat uit inhoud, een werkwoord en eventueel een context en succescriteria (zie Figuur 2). Over het algemeen werkt een leerling of student aan zo’n 10-20 leerdoelen per week, al is dit sterk contextafhankelijk. Leerdoelen gaan over gewenste resultaten, die zijn gekoppeld aan lessen en relatief specifiek zijn. Dit laatste maakt dat ze vaak apart worden beschreven per vak(gebied).

Zo heb je in het vo per vak(gebied), per jaar, per periode leerdoelen waar leerlingen aan werken. In het mbo, hbo en wo zie je vaak op eenzelfde manier leerdoelen per vak(gebied). Afhankelijk van of een vak een doorlopende leerlijn vormt, zie je dezelfde leerdoelen op een hoger niveau terugkomen.
Scenario 2: leeruitkomsten
Een leeruitkomst is wat een student moet weten, begrijpen of toepassen na een leerperiode (NVAO, 2015). Deze leerpriode omvat vaak minimaal één periode (9 weken), maar kan zeker op een hoger niveau van de opleiding een semester of een jaar zijn. Een leeruitkomst bestaat uit inhoud, gedrag, context en eventueel hulpmiddelen (zie Figuur 3). Over het algemeen werkt een student aan zo’n 7 leeruitkomsten tijdens een periode, al is dit deels context afhankelijk. Vaak formuleer je leeruitkomsten op verschillende niveaus en verdeel je deze binnen het niveau over diverse periodes. Leeruitkomsten gaan over getoonde resultaten, gekoppeld aan toetsing en laten relatief veel ruimte. Een belangrijk uitgangspunt bij leeruitkomsten is dat deze het mogelijk maken om leerwegonafhankelijk beslissingen te nemen over de voortang van studenten, oftewel flexibilisering te verstevigen. Daarnaast beogen leeruitkomsten de samenhang in een opleiding te verstevigen, omdat een vak een middel is en geen doel. Deze twee punten maken dat ze vak-overstijgend geformuleerd dienen te worden.

Kun je ook met leeruitkomsten én leerdoelen werken? Dat kan, gebeurt ook, maar is eigenlijk niet logisch. Je zou enkele leeruitkomsten kunnen formuleren voor een leerperiode en vervolgens hieronder leerdoelen kunnen formuleren. In de basis zijn het echter twee verschillende concepten. Zoals hierboven ook beschreven: leerdoelen zijn gewenste resultaten en gekoppeld aan lessen. Leeruitkomsten daarentegen zijn getoonde resultaten, gekoppeld aan toetsing. Moet een student leerdoelen behalen, dan gaat het hele concept van leeruitkomsten verloren. Het is logischer om met succescriteria te werken (zie hieronder) bij leeruitkomsten. Je kunt uiteraard studenten wel aan leerdoelen laten werken, maar gebruik het dan als didactisch middel om studenten verder te helpen. Niet als doelen die je ook summatief beoordeeld.
3. Succescriteria
Om de leerdoelen of leeruitkomsten verder te concretiseren, vertaal je deze doorgaans naar succescriteria. Een succescriterium is datgene wat een leerling of student moet laten zien om aan te tonen dat hij of zij het leerdoel of de leeruitkomst beheerst. Vaak heeft een doel of uitkomst meerdere succescriteria. Oftewel enkele zinnen die meer concreet omschrijven wat een leerling of student moet aantonen. Het is anders gezegd ‘de route tot succes’. Het zijn vaak ook de punten waarop je het formatieve ontwerp maakt.
Succescriteria hebben niet altijd een meerwaarde. Bij puur kennisgerichte leerdoelen of leeruitkomsten zijn ze vaak een onnodige toevoeging, omdat die op zichzelf al concreet genoeg zijn. Daar waar het leerdoel in Figuur 3 nog relatief ruim geformuleerd is (en succescriteria noodzakelijk zijn om helderheid te krijgen), is het leerdoel in Figuur 4 een stuk concreter. De succescriteria verduidelijken het nog meer, maar zijn minder noodzakelijk. De twee leerdoelen zijn verschillend: het eerste leerdoel is een vaardigheid en het tweede leerdoel gaat over kennis. Daar waar vaardigheidsdoelen vaak abstract zijn en dus succescriteria nodig hebben om aan leerlingen en studenten duidelijk te maken wat meer concreet nodig is, hebben kennisdoelen dat lang niet altijd. In het geval van Figuur 4 biedt het doel op zichzelf al veel duidelijkheid.

Daar waar leeruitkomsten doorgaans een intergratie ven kennis, vaardigheden en attitude zijn, vragen ze vrijwel altijd om succescriteria (zie Figuur 5). Ze dienen als de beoordelingscriteria voor de summatieve beoordeling, zoals een presentatie, beroepsproduct, verslag, etc.

Een vierde laag?
Maar hoe zit het dan met.. de beroepsrollen? HEO-Competenties? Kennisgebieden? Leerlijnen? Subkwalificaties? Indicatoren? Lesdoelen? (etc etc). Soms is het van duidelijke meerwaarde – of ontkom je er niet aan – om een extra laag te voegen aan de leerresultaten. Op zichzelf niet erg, maar doe it wel bewust. Maak voor elkaar visueel hoe deze extra laag zich verhoudt tot de andere lagen. Anders gezegd: zorg ervoor dat alle docenten kunnen aangeven hoe de doelen waaraan zij met hun leerlingen of studenten werken, zich verhouden tot het hoogste niveau van leerresultaten.
Hoe zit het dan met lesdoelen?
Lesdoelen zijn het doel van een les. Het is datgene wat als je docent wilt bereiken in een les. Lesdoelen kunnen prettig zijn, zeker als je een startende docent bent of een vak voor het eerst geeft. Lesdoelen geven richting aan de voorbereiding en je kunt aan het einde van de les kijken of het doel behaald is. Daarnaast bieden ze duidelijkheid aan de leerlingen en studenten. Aan lesdoelen kleeft echter ook een keerzijde: er kan insluipen dat het doelen op zichzelf worden. Zo worden lessen dus een doel in plaats van een middel. Ook wordt het curriculum zo overladen met doelen waardoor wederom een ‘vinklijst week’ kan ontstaan. Het wordt daarom op een school vaak zelfs verwacht dat je het lesdoel op het bord schrijft aan het begin van de les. (Waar je overigens ook wat van kunt vinden).
Het is belangrijk om een helder doel te hebben voor een les, maar zie een les wel als een middel om leerdoelen te beheersen. Zo kan het werken aan een leerdoel of deel van de leeruitkomsten het doel van de les zijn. Ook dat kan op het bord staan, helpt bij het bijbrengen van kwaliteitsbesef en… zorgt voor een minder hoge Jenga toren.
Jouw beurt 😉
Tot slot
Hoe kun je als vakgroep of team werken aan het aantal lagen in het curriculum? Enkele hulpmiddelen:
- Bekijk onze downloads, zoals onze curriculumscan om erover met in dialoog te gaan.
- Bekijk onze Curriculum Toolbox, met diverse opdrachten, zoals over de leerresultaten.
- Gebruik onze tool Curriculum Playground om het curriculum te ontwerpen en visualiseren, waarbij je in de basis aan maximaal 3 lagen werkt.
- Volg onze leergang curriculumontwerp of onze opleiding Curriculumexpert binnen onze Vernieuwenderwijs Academie om, samen met collega’s, meer expertise op te doen over het ontwikkelen van een krachtig curriculum.
Mooi te gebruiken als check voor ons (nieuwe) curriculum. In mei accreditatie…..
Dag Karin, fijn om te lezen! Succes daarmee 🙂